afb.
Baardwijk 15 november 1858 - 's-Gravenhage 10 juli 1921Advocaat en procureur, Tweede-kamerlid 1894-1905. Huwde te Vught 1891 Maria Catharina Josepha Sweens ('s-Hertogenbosch 15 februari 1868 - 's-Gravenhage 5 oktober 1921) ( dochter van Dr. Petrus Antonius Henricus en Lucia Elisabeth Willems). In (pj) 1895 Provinciale-statenlid en plv rechter arrondissementsrechtbank Den Bosch. | 326 |
(Baardwijk 1858 - 's-Gravenhage 1921), advocaat-procureur en politicus, bezocht het kleinseminarie Beekvliet en het grootseminarie Haaren, studeerde rechten in Leiden en promoveerde in 1887 cum laude; werd in 1889 lid Prov. Staten Noord-Brabant, in 1893 gemeenteraadslid van 's-Hertogenbosch en in 1898 lid 2de Kamer. Loeff werd minister van justitie in het kabinet-Kuyper (1901-05) en had als zodanig alles te maken met zgn. „worgwetten” n.a.v. de spoorwegstaking van 1903 en de invoering van de wetten tegen kinderarbeid in 1905, ook legde hij de grondslag voor de zedelijkheidswetgeving. In 1905 werd hij weer lid van de 2de Kamer, daarna lid van het Permanente Hof van Arbitrage en lid van de voorbereidende commissie tweede vredesconferentie. Loeff was medeoprichter van nhet tijdschrift „De Beiaard”. | 418 |
Geboren 15 november 1858 te Baardwijk, overleden ... 19.. te ...; ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw, achteenvolgens advocaat-procureur te 's-Hertogenbosch, lid van de Raad dier gemeente, der Staten van Noord-Brabant, en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Minister van Justitie (1902-1906). Huwde 22 september 1891 te Vught Maria Catharina Josepha Sweens, geboren 15 februari 1868 te 's-Hertogenbosch, overleden ... 19.. te ... (ouders: med. doct. Petrus Antonius Henricus en Lucia Elisabeth Willems). |
Mr. J.A. Loeff werd den 15en november 1858 te Baardwijk geboren, waar zijn vader het ambt bekleedde van burgemeester. Hij studeerde te Leiden en promoveerde aldaar tot doctor in de rechtswetenschap en in de staatswetenschappen. Na zijne promotie vestigde hij zich als advokaat en prokureur te 's Hertogenbosch, alwaar hij tot zijne benoeming tot minister (augustus 1901) de rechtspraktijk uitoefende.
In 1896 - na het overlijden van den luitenantgeneraal Van der Schrieck - vaardigde het distrikt 's Hertogenbosch den heer Loeff of naar de Tweede Kamer, en vernieuwde het zijn mandaat bij de juni-verkiezingen in 1897 en 1901.
Bij het aftreden van het ministerie-Pierson in augustus 1901, wegens den uitslag der verkiezingen, werd door mr. Loeff de portefeuille voor justitie van mr. Cort van der Linden overgenomen. Hij bleef minister tot augustus 1905. Bij de juni-verkiezingen in laatstgenoemd jaar werd hij door het kiesdistrikt Waalwijk opnieuw naar de Tweede Kamer afgevaardigd.
| 211 |
Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (1979) 344-345
Maarten van Boven, Bossche Heeren : Een biografie van het Bossche sociëteitsleven 1789-2019 (2019) 289
Maarten Duijvendak, Rooms, rijk of regentesk (1990) 326
Willem Huberts, Soli Deo : Wouter Lutkie (1887-1968) : Biografie van een priester-fascist (2022) 72
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, Geschiedenis van Noord-Brabant (1996-1997) I. 230; II. 47, 72, 77
W.J.F. Juten, Kwartierstaten van Nederlandsche Katholieken (1907) No. 50
Onze Afgevaardigden (1905) 210, 211
Nederland's Patriciaat 97 (2020-2022) 294-297